De Abessijn
Er wordt gezegd dat de Abessijn afstamt van de katten uit het Oude Egypte. Welke kattenliefhebber kent de afbeeldingen en sculpturen van de statig
zittende katten uit deze tijd niet. Het moet gezegd worden dat er een sterke gelijkenis is met de huidige Abessijn: slanke hoge poten, grote, mooie oren en amandelvormige ogen. Werkelijk bewijs dat de Abessijn van deze katten afstamt is er niet, maar wie weet.Het
verhaal gaat dat in 1868 Mrs Barret-Lennard op haar reis van Abessinië naar Engeland een wilde kat heeft meegenomen, Zula genaamd. Volgens velen is Zula de voorouder van de huidige Abessijn. Gezegd moet worden dat Zula geen enkele gelijkenis met de huidige
Abessijn vertoont.
In 1871 wordt de eerste kattententoonstelling in het Crystal Palace in London gehouden. Hier was ook een Abessijn aanwezig. De Abessijn is hiermee, na de Britse Korthaar, het tweede geregistreerde korthaarras in Engeland,
nog voor de Siamees. De eerste geregistreerde Abessijn is "Princess Alice" (geboren 23-03-1901). Haar vader is "Namshan" en haar moeder is "Alice".
In 1877 geeft Dr. W Gordon Stables het
boek 'Cats, Their Points and Classifications' uit. Hierin wordt de Abessijn voor het eerst beschreven aan de hand van een soort standaard. In 1882 wordt de Abessijn als officieel kattenras erkend en krijgt het rasnummer 23, ondanks de vele felle protesten
uit de kattenwereld dat het zou gaan om een kruising van Britse straatkatten. De erkenning betrof enkel de wildkleur Abessijn. In 1889 wordt de eerste officiële rasstandaard geschreven door Harrison Weir.
Een van de eerste Abessijnenfokkers aan het eind van de vorige eeuw is Sam Woodiweiss. Hij was de eigenaar van de Abessijnen Sedgemere Peaty (1892) en Sedgemere Bottle (1894) gefokt door H.C. Brooke, de schrijver van 'The Abyssinian
Cat'. De zoon van Woodiweiss heeft het werk van zijn vader voortgezet met de cattery Woodrooffe. Al vrij snel werden de eerste Abessijnen naar Amerika geëxporteerd, de eerste in 1907, de Abessijn kater Aluminium II. Sydney Woodiweiss richt in 1929 de
'Abyssinian Cat Club' (ACC) op.
Een lange tijd gaat het de Abessijn voor de wind. Dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit en op een enkele Abessijn na verdwijnt het ras in Engeland. Dankzij
de hulp van Amerikaanse fokkers lukt het om het ras weer uit te breiden. Nog een keer wordt de Abessijn getroffen. Aan het eind van de jaren zeventig bedreigd leukemie het voortbestaan van het ras. Ook hiervan heeft het ras zich gelukkig vrij spoedig hersteld.
De eerste Abessijn in Nederland was de wildkleur Abessijn poes 'Selesdune Buntibou'. Buntibou is in 1937 door mevr. Kreunen-Mees vanuit Engeland geïmporteerd en wordt in dat jaar op een Felikatshow
in Rotterdam geshowed. In juli 1938 wordt het eerste Nederlandse Abessijnen-nest geboren. Het waren twee katertjes. Helaas zijn deze tijdens de Tweede Wereldoorlog gestorven zonder nakomelingen die voor de Abessijnenfok ingezet konden worden. Pas in 1961 verschijnt
de Abessijn weer in Nederland. Mevr. Falkena-Röhrle en Dr Jebbink importeren de wildkleur poes Taishun Cleoni (14-05-1961) en de wildkleur kater Nigella Simba (07-07-1960) en met behulp van verdere importen, waarvan de wildkleur poes Assunta von Ras Daschan
en en de sorrel kater Tranby Red Sothis de bekenste zijn, wordt de basis gelegd voor de huidige Abessijn in Nederland.
In de loop der jaren heeft de Abessijn steeds meer aan populariteit
gewonnen en is men ook begonnen de fok van andere kleurvariëteiten op te zetten. In 1963 erkend de GCCF (Governing Council of the Cat Fancy) de sorrel Abessijn, gevolgd door de zilver Abessijn in 1979, de blauwe Abessijn in 1984 en de fawn Abessijn in
1992. In Nederland worden tegenwoordig ook andere kleurvariëteiten erkend.
De Somali
In 1967 komt de Abessijnen fokster Evelyn Mague een volwassen
kater in een dierenasiel tegen. De kat zag eruit als een langharige Abessijn en werd George genoemd. Evelyn Mague ging op zoek naar de herkomst van George. Tot grote verrassing bleken beide ouders van George in haar eigen cattery te verblijven: de Abessijn
kater Lynn-Lee's Lord Dublin en de Abessijn poes Lo-Mi-R's Trill-by. Uit deze combinatie fokt ze nog zes langharige kittens en ze geeft deze halflangharen de naam Somali om de verwantschap met de Abessijn aan te duiden.
Evelyn Mague begon te werken aan de erkenning van de Somali. In 1972 richtte zij de 'Somali Cat Club of America' (SCCA) op. In 1979 erkende de 'Cat Fanciers Association' (CFA), de grootste kattenvereniging in Amerika, de Somali.
Blijft de vraag hoe het kan dat er opeens een langharige Abessijn opduikt. Rond de eeuwwisseling is er met meerdere rassen geëxperimenteerd. Ook de Abessijn is hier niet onderuit gekomen. Men
heeft de Abessijn gekruist met o.a. de Perzische langharen en de Angora's (Denham, 1951, 'Child of the Gods'). De eigenschap voor lang haar is recessief, die voor kort haar is dominant. Als twee Abessijnen, die het langhaar-gen verborgen dragen, met elkaar
gekruist worden kan er dus een Abessijn met lange haren uit komen.
Men is op zoek gegaan naar de oorsprong van de Somali. Uiteindelijk bleek dat alle Abessijn-lijnen waaruit Somali's waren
voortgekomen waren terug te voeren naar de Abessijn kater Raby Chuffa of Selene, geboren op 04-04-1952 in Engeland. In 1953 werd Raby Chuffa geëxporteerd naar Amerika. De moeder was de poes Roverdale Purrkinns. Zij leek op een Abessijn maar was van onbekende
afkomst.
In 1979 worden de eerste Somali poezen naar Nederland gehaald door de fam Van Wijk, waaronder de wildkleur poes Nephrani's Royale. De eerste Somali-kater Tigerlily Sir Rodger
(sorrel) werd door mevr R. van Haeringen binnen de FIFe geïmporteerd. Met deze kater maakte ze ook een combinatie tbv de Zilver-Somalifok. Halverwege de jaren tachtig komen ook andere kleuren in beeld zoals de blauw en fawn Somali, vaak in combinatie
met zilver.